Ellende-mijn
Mijn opa Cornelis Verbrugge was op 19 juni 1912 werkzaam in Selm als ‘Platzarbeiter”. Zijn dochter Dien is daar op 19 juni geboren. Ook het gezin van Alfons van Hoof–Johanna Lempers (relatie nr 937) heeft daar gewoond tussen 1908 en 1912 en 2 van hun 9 kinderen zijn er geboren.
Van 1909 tot 1926 was in Selm-Beifang de kolenmijn Zeche Hermann in bedrijf, met als plaatselijke bijnaam: Zeche Elend (Ellende-mijn). Veel huizen in Beifang werden in de tijd dat deze mijn in bedrijf was, als mijnwerkerskolonie gebouwd. De Zeche Hermann was een van de diepste (800-950 meter, in 1923 meer dan 1050 meter onder de aardoppervlakte) van het gehele Ruhrgebied. In de Eerste Wereldoorlog werd een personeelstekort opgelost, door voor werk bovengronds en ondergronds overdag vrouwen toe te staan, mijnwerker te worden, maar vooral door Russische krijgsgevangenen als dwangarbeider in de mijn te werk te stellen. In de zeer diepe mijngangen was het erg vochtig en bijna onverdraaglijk heet (vandaar de bijnaam). In het jaar 1925, kort voor de sluiting van de mijn, dolven 3359 personeelsleden 528.991 ton steenkool. In juli van het daaropvolgende jaar werd de mijn gesloten.
Maar welke spelers komen volgens ons óók in aanmerking voor een plaats in het NAC-elftal van de eeuw?
Vandaag: Puck Storimans (verdediger)
De term bestond waarschijnlijk nog niet in ons land, maar in de tweede helft van de jaren vijftig was Puck Storimans een echte cultheld in en rond Breda.
Hij was het type dat nog altijd favoriet is bij de NAC-aanhang: Nooit Ophouden, Altijd Doorzetten; een zwoeger die graag de mouwen opstroopte. Naast zijn razende rushes langs de lijn had hij ook de omhaal als specialiteit in huis.
De in ’t Ginneken opgegroeide speler heette eigenlijk Piet, maar werd door zijn imposante vader altijd Pukkie genoemd, wat iedereen bij NAC overnam. Hij begon zijn carrière bij Baronie en belandde – via BVV – in 1954 bij NAC, dat net was toegetreden tot het betaalde voetbal. Zijn eerste seizoen was meteen onvergetelijk. NAC behaalde de titel in de eerste klasse A door het torenhoog favoriete Holland Sport – met de internationals Mick Clavan en ‘Krijten Bertus’ de Harder – in eigen huis te verslaan, 1-3. In de kampioenscompetitie greep NAC vervolgens net naast de titel, die ging naar Willem II.
Ook het jaar daarna werd NAC met vleugelverdediger Storimans vice-kampioen van Nederland.
In 1959 liep de geblokte mannetjesputter, die ook tweemaal de Elfstedentocht reed, een zware knieblessure op en belandde daarna in NAC-2. Hij koos voor het avontuur in Australië, waar hij speelde voor clubs in Melbourne en Sydney. Bij terugkeer in Breda nam Puck de zaak van zijn ouders in de prins Hendrikstraat over en maakte er een verfhandel van. Ook runde hij enige tijd café De Joker in het centrum, maar Storimans dankt zijn faam toch vooral aan de vele kilometers die hij heeft gevreten in het shirt van NAC
Kerkbrand veroorzaakt door soldeerbout Leonardus van Breemen.
Stukje koperen geschiedenis rond de grote kerkbrand terug in de Antonius Abt in Terheijden
TERHEIJDEN – Bijna honderd jaar geleden veroorzaakte het een grote brand. Vanaf vandaag is het stukje koperen geschiedenis weer terug in de Antonius Abtkerk. Léon Krijnen (neef van mij, zoon van mijn peetoom Lou Krijnen) overhandigt de soldeerbout die hij van zijn pleegopa kreeg aan Stichting behoud de Antonius Abt Terheijden. ‘Stukje geschiedenis dat bij de kerk hoort.’
Hoewel flink dof, is het stuk historisch gereedschap nog volledig intact. De op benzine gestookte soldeerbout kreeg Krijnen in handen via zijn pleegopa, de Terheijdense loodgieter Leo van Breemen. ,,Hij had tot medio jaren vijftig een loodgieterij in de Raadhuisstraat. Later bij het opruimen van zijn schuurtje, heb ik de bout meegenomen.” Dat er aan de soldeerbout een verhitte geschiedenis zit, wist Krijnen al. Hij had het er weleens met zijn pleegopa over, maar wat er nou precies gebeurd was op die donderdag 26 oktober 1922, werd nooit helemaal duidelijk. ,,Hij praatte er om begrijpelijke redenen niet graag over. De verhalen op familieverjaardagen en in kranten spraken elkaar bovendien ook behoorlijk tegen. Dus ben ik me er zelf in gaan verdiepen.”
Scheurtjes
Het meest waarschijnlijke scenario is dat de 18-jarige knecht die dag werkzaamheden op het dak verrichtte. Het lood werd met de vlam uit de op benzine gestookte soldeerbout gesmolten en met een loodlepel over scheurtjes en zwakke plekken in de goten en de dakbedekking gegoten. Op enig moment ontstond er brand. De schade was aanzienlijk, weet ook Eline Kimmel van Stichting behoud de Antonius Abt Terheijden. “De daken waren volledig afgebrand. Eigenlijk stonden alleen de buitenmuren er nog. Wel bleek het een relatief langzame brand, want de heilige voorwerpen zijn wel uit de kerk gehaald.” Na elf maanden was het godshuis door inzet van gemeentebestuur en lokale architecten overigens alweer herbouwd.
Lees verder over de doden niets dan goed